De erfenis van ’68
Een geest van bevrijding
In 1968 bestormde de progressieve naoorlogse babyboom-generatie het wereldtoneel en bracht grensverleggende doorbraken teweeg. Parijs, mei 1968, barricades in het Quartier Latin, bezetting van de Sorbonne, de grootste stakingen in de Franse geschiedenis.
Dit is het begin, wij gaan door met de strijd. Wat is er vijftig jaar later, in het tijdperk van #metoo en alt right, over van het revolutionaire elan van het jaar waarin de verbeelding heel even aan de macht leek.
Catherine Deneuve was in 1968 het nieuwe liefje van de Franse filmwereld. De 25-jarige actrice had furore gemaakt in de films Les parapluies de Cherbourg en Belle de jour. Ze had een ravissante uitstraling en op 13 mei liep ze met talloze andere beroemdheden uit de Franse culturele wereld mee in een massademonstratie in Parijs.
De demonstratie was de grootste in de Franse geschiedenis. Niemand wist hoeveel mensen er aan deelnemen. Achthonderdduizend? Een miljoen? Alles was mogelijk. Toen de voorhoede van de stoet het eindpunt, de Place Denfer Rochereau, bereikte moesten de laatste deelnemers nog beginnen aan de kilometerslange mars vanaf het Gare de L’Est.
Studenten, arbeiders, oud-Spanjestrijders, anti-oorlogsactivisten, revolutietoeristen, salonsocialisten, gestaalde kaders, filosofen, schrijvers, filmsterren en intellectuelen van la gauche caviar trokken gezamenlijk op. De PCF, de Franse communistische partij, en de CGT, de machtige communistische vakcentrale, hadden hun achterban gemobiliseerd. Alle geledingen van het linkse politieke spectrum hadden zich achter de demonstratie geschaard: trotskisten, maoïsten, socialisten, anarchisten, syndicalisten, situationisten en stalinisten. Demonstranten zwaaiden met zeven verschillende rode en vier verschillende zwarte vlaggen: elke marxistische (rood) of anarchistische (zwart) groepering kende zijn eigen vlag. De communisten zorgden voor de ordediensten. Ze raakten slaags met anarchistische studenten die wilden afwijken van de vastgestelde route.
‘Arbeiders, leraren, scholieren en studenten arm in arm!’ schalde door de straten van Parijs. En: ‘Dit is het begin, wij gaan door met de strijd.’ En: ‘Marx, Engels, Lenin, Stalin, Mao, Lin Piao.’
Deze demonstratie was het keerpunt in de protestbeweging van mei 1968 in Parijs. De studenten van Nanterre en de Sorbonne waren erin geslaagd om de arbeidersbeweging te mobiliseren voor hun acties. Niet langer was het protest beperkt tot les enragés die uit zijn op een maatschappelijke omwenteling, de romantiek van de revolutie. Nu de arbeiders en de vakbonden zich achter de protesten schaarden, was het geen rebelse actie meer van studenten die barricades opwierpen in het Quartier Latin en het recht op neuken opeisten, maar een regelrechte bedreiging van de Franse economie en de gevestigde orde. Van het gaullisme en van het tienjarige presidentschap van Charles de Gaulle.
Vijftig jaar na de demonstraties van mei 1968 staat Catherine Deneuve opnieuw op de bres. Dit keer ter verdediging van de seksuele vrijheid. Met honderd Franse schrijvers, acteurs en wetenschappers ondertekent ze in januari 2018 een open brief in Le Monde tegen de uitwassen van de #metoo campagne. De aanklachten tegen de plegers van seksueel misbruik mogen niet ontaarden in een puriteinse heksenjacht, aldus de ondertekenaars, en de seksuele bevrijding die vrouwen eind jaren zestig hebben bevochten mag niet worden teruggedraaid. De open brief roept verontwaardigde reacties op, omdat hierin niet de daders maar de slachtoffers van ongewenst seksueel gedrag zouden worden gestigmatiseerd. In de krant Libération licht Deneuve, inmiddels 75 jaar, haar standpunt toe: ‘Ik ben een vrije vrouw en dat zal ik blijven.’
Vrijheid. Bevrijding. Emancipatie. Solidariteit. Opstand. Strijd. Dit zijn sleutelbegrippen waar het in de late jaren zestig, met 1968 als kanteljaar, om draaide. Niet alleen in Parijs, wereldwijd was sprake van een explosie van revolutionair elan. Van Tokio tot Mexico-Stad, van Rio de Janeiro tot Chicago, in Londen, Sidney, Berlijn, Warschau, Praag, Dakar en tientallen andere steden braken protesten uit. Alsof jongeren in de hele wereld eensgezind en tegelijkertijd begonnen waren het oude maatschappelijke stelsel omver te werpen en een nieuwe samenleving te vestigen.
De protesten richtten zich zowel tegen autoritaire en communistische regimes als tegen democratische regeringen. De aanleidingen verschilden: in Rio de Janeiro protesteerden de demonstranten tegen het militaire bewind, in Mexico tegen de politieke partij die sinds 1917 aan de macht is, in Warschau en Praag tegen de communistische dictatuur, in West-Berlijn tegen het naziverleden, in Miami en Chicago tegen de oorlog in Vietnam. Het protest in Brussel maakte deel uit van de taalstrijd, in Amsterdam was sprake van opstand tegen de regenten en in Parijs tegen de verveling.
De naoorlogse jeugd leefde eind jaren zestig in een tijd die toekomst had. De overeenkomsten waren de generatiestrijd, de opkomst van de tegencultuur en het verzet tegen de zittende machten.
De Britse actrice Charlotte Rampling, die haar filmcarrière in die tijd begon, vertolkt het gevoel van haar generatie: ‘[voor die tijd] was mijn leven saai. Gewoon, met mijn familie. Er gebeurde niets. We kwamen uit de jaren vijftig, vergeet dat niet. Vrouwen hadden niet zoveel mogelijkheden. De sixties… het was míjn tijdperk. Het besef dat ik ook anders kon leven, dat betekenden de sixties voor mij.’ (interview met de Volkskrant, 23 februari 2018)
Anders leven werd mogelijk omdat in de jaren zestig de welvaart met sprongen vooruit ging en, in navolging van de Verenigde Staten, de consumptiemaatschappij in West-Europa haar intrede deed. Het aantal studenten aan de universiteiten verdrievoudigde, de anticonceptiepil kwam op recept beschikbaar, de popmuziek beleefde een explosie van creativiteit en in het spoor van de hippies experimenteerden jongeren met LSD (aanvankelijk niet verboden), hasj en wiet.
Vanuit het perspectief van vijftig jaar later is het nauwelijks voor te stellen wat er in de periode tussen 1966 en 1970 – 1461 dagen – allemaal in beweging is gekomen. Toen werden maatschappelijke veranderingen in gang gezet waarvan de verworvenheden tegenwoordig zo vanzelfsprekend zijn, dat geen mens er meer bij stil staat dat dit indertijd grensverleggende morele, politieke en culturele doorbraken betrof.
Zo begon de Parijse studentenbeweging op de campus van Nanterre in februari 1968 met protesten tegen het verbod voor mannelijke studenten om de studentenflats voor vrouwen te mogen bezoeken: ‘Non aux ghettos sexuelles’. Op Amerikaanse campussen gold een soortgelijk verbod. Zelfs ongetrouwd samenwonen was in de Verenigde Staten onwettig. In New York brak een rel uit omdat een studente van de elitaire vrouwenuniversiteit Barnard heimelijk ging samenwonen met een student van Columbia University. De (vrouwelijke) rector van Barnard ontnam de 21-jarige studente het recht verder te studeren.
Andere voorbeelden?
Identiteitspolitiek: in de Verenigde Staten maakte in 1968 de beladen raciale benaming ‘Negers’ plaats voor het militante ‘Zwarten’. De hardlopers Tommy Smith en John Carlos maakten met hun zwarte handschoenen en gebalde vuisten tijdens de medaille-uitreiking (goud en brons op de 200 meter) op de Olympische Spelen in Mexico het gebaar van ‘Black Power’. Ze werden uit het Amerikaanse Olympische team gegooid.
Seksuele bevrijding: de symbolische verbranding van beha’s en jarretelgordels bij de Miss America verkiezingen van 1968 in Atlantic City gold als het begin van de tweede feministische revolutie in de VS. Datzelfde jaar richtten Joke Smit en Hedy d’Ancona in Nederland de werkgroep Man Vrouw Maatschappij op, die zich inzette voor gelijke behandeling en beloning van mannen en vrouwen. De acties van Dolle Mina voor het recht op abortus onder het motto ‘Baas in eigen buik’ volgden een jaar later.
Liberalisering: Frankrijk, Nederland en Italië hieffen het verbod op de verkoop van condooms op. Groot-Brittannië schafte de doodstraf en de strafbaarheid van homoseksualiteit af. In Nederland ging het gedoogbeleid voor softdrugs van start. De leeftijdsgrenzen voor homoseksuele en heteroseksuele contacten werden in Nederland gelijk getrokken. Abortus en pornografie werden gelegaliseerd. De anticonceptiepil kwam in het ziekenfondspakket (en ging daar weer uit).
Anti-oorlogsbeweging: wereldwijd vonden demonstraties plaats tegen de Amerikaanse deelname aan de oorlog in Vietnam. Het Tet-offensief van januari 1968 was het keerpunt in de Amerikaanse publieke opinie over de oorlog. Over het bloedbad bij My Lai, waar Amerikaanse GI’s honderden Vietnamese burgers in koelen bloede vermoordden, kwamen schokkende details in de openbaarheid.
Geopolitiek: op 20 augustus 1968 maakten meer dan 500.000 troepen van het Warschaupact in Tsjecho-Slowakije een einde aan het experiment van ‘socialisme met een menselijk gezicht’. Sovjetleider Leonid Brezjnev kondigde de zogenoemde ‘brezjnev-doctrine’ af: binnen de invloedssfeer van de Sovjet-Unie was militair ingrijpen gerechtvaardigd om het communistische systeem in stand te houden. Tot de val van de Berlijnse Muur in 1989 bleef deze doctrine in beton gebeiteld.
Sociaaleconomische en culturele politiek: de verzorgingsstaat werd opgetuigd met de bijstands- en arbeidsongeschiktheidswetten, spreiding van kennis, macht en inkomen – binnenlands en internationaal – werd uitgeroepen tot politiek speerpunt. Met de opbrengsten van het Groninger aardgas subsidieerde de overheid een scala aan sociale, culturele en educatieve projecten. Universiteiten democratiseerden. Ernesto ‘Che’ Guevara, eind 1967 in het Boliviaanse gehucht La Higuera vermoord, werd een cultpersonage van wie het beeld de wereld rond ging.
Politieke omwenteling: een linkse golf spoelde in de jaren na 1968 over de wereld: van Groot Brittannië (Harold Wilson), Chili (Salvador Allende), Nederland (Joop den Uyl), West-Duitsland (Willy Brandt) tot – met vertraging – Frankrijk (François Mitterrand) kwamen progressieve politici aan de macht. Nederland erkende de Duitse Democratische Republiek, de Verenigde Staten de Volksrepubliek China.
Gendergelijkheid: aan de juridische achterstelling van vrouwen kwam een eind. Eind jaren zestig moesten vrouwen nog hun baan opzeggen als ze trouwen of werden ze ontslagen als ze zwanger werden. Gelijke behandeling van vrouwen en mannen werd wettelijk verankerd (in Nederland overigens pas in 1980).
Flash forward naar 2018
Vijftig jaar na ‘De verbeelding aan de macht’ en ‘Ik kom klaar op de straatstenen’ in Parijs, ‘Hi ha happening’ en het witkarplan in Amsterdam, ‘Burn baby burn’ en ‘Hey hey LBJ, how many kids did you kill today’ in de Verenigde Staten is het politieke klimaat in de westerse wereld radicaal omgeslagen. De twintigers van toen, de ‘achtenzestigers’ die het politieke en culturele debat decennia hebben vormgegeven, zijn met pensioen. Na de bewegingen van 1968 is sprake van een populistische backlash. De ideologische discussies worden niet langer gedomineerd door progressief links maar door nationalistisch rechts. Populistische partijen staan op reële en virtuele verkiezingswinsten in Europa – zie Italië als het meest recente voorbeeld. Politiek links verkruimelt. In Nederland, Italië, Duitsland en Frankrijk zijn de sociaaldemocratische partijen weggevaagd, eertijds machtige communistische partijen zijn verkruimeld of opgeheven. Hun achterban van arbeiders is weggelopen en de aantrekkingskracht onder intellectuelen is verdampt. In Frankrijk zijn overigens nog altijd twee (!) trotskistische partijen actief die hun wortels hebben in de politieke bewegingen van 1968, evenals de van oorsprong maoïstische SP in Nederland. In de Tweede Kamer heeft GroenLinks met veertien zetels – in 2017 gevierd als spectaculaire overwinning – minder zetels dan de vier partijen waaruit GroenLinks is voortgekomen gezamenlijk hadden in 1977 (zestien zetels).Paradoxaal genoeg hebben de nieuwrechtse partijen in Nederland en andere landen opzichtige parallellen met de radicale bewegingen uit de late jaren zestig. Ze keren zich tegen de gevestigde orde, tegen de regenten (het ‘partijkartel’), tegen de dominante cultuur en ouderwetse media (kranten, televisie) als de vertolkers van het verfoeide ‘systeem’. De PVV, Alternative für Deutschland, Front National en andere rechts-populistische partijen beweren dat ze de stem van het ‘volk’ (de ‘massalijn’ van de Culturele Revolutie onder Mao Zedong) vertolken. Forum voor Democratie is salonfähig onder groepen jongeren en studenten als alt-right beweging. De leiders van deze partijen zetten zich af tegen de liberale democratie, Europese instituties, de NAVO en de globalisering, zoals de anti-imperialisten en anti-kapitalisten van weleer. Ze bewonderen Rusland (toen de Sovjet-Unie) en China waar autoritaire leiders aan de macht zijn. Toen Lenin en Mao, nu Poetin en Xi Jinping. In tegenstelling tot de protesten in de jaren zestig tegen president Johnson koesteren ze sympathie voor Donald Trump, ook al zo’n onberekenbaar rolmodel. Zoals revolutionair links indertijd Fidel Castro en Cuba bejubelde (Harry Mulisch noemde Cuba een ‘filiaal van de hemel’), flirt nieuwrechts in Europa met Hongarije en premier Viktor Orbán. In een echo van Castro’s la historia me absolverá verzekert Steve Bannon, de Amerikaanse altright-goeroe, dat de geschiedenis aan zijn kant staat.
In de verschuiving van jongerenrebellie naar populistische backlash raken de extremen elkaar. Het is niet zo vreemd dat prominente soixante-huitards van marxistisch links naar populistisch rechts op het politieke spectrum zijn opgeschoven. Marxisme is naar de schrootbelt van de geschiedenis verwezen en heeft plaats gemaakt voor patriotisme. Hier staat tegenover dat de bekendste leider van de Parijse studentenbeweging, Daniel Cohn Bendit – Dany le Rouge – zijn libertaire standpunten trouw is gebleven. Hij zwicht niet voor nationalisme, maar koestert zijn Europese identiteit. Van 2004-2014 was hij voor de Groenen lid van het Europese parlement en voor de Europese verkiezingen van 2019 wil hij zich opnieuw kandidaat stellen.
Cohn Bendit illustreert de ideologische kloof tussen de naoorlogse generatie die in 1968 het wereldtoneel bestormde, en de aanhangers van de nieuwrechtse bewegingen van 2018. Die verschillen laten zich op meerdere manieren duiden.
Ten eerste is er sprake van een verschuiving in de economische en demografische context. Na de sobere jaren van wederopbouw nam in de jaren zestig de welvaart in West-Europa met sprongen toe. De besteedbare inkomens stegen zo’n 70 procent in tien jaar. Wasmachines, televisies, auto’s en gaskachels deden hun intrede in huishoudens. Er was sprake van volledige werkgelegenheid en er ontstonden nijpende tekorten op de arbeidsmarkt (vandaar dat gastarbeiders binnengehaald werden). Het aantal arbeidsplaatsen in de industrie en mijnbouw bereikte midden jaren zestig een historisch hoogtepunt. Jongeren van de naoorlogse geboortegolf vormden een derde van de totale bevolking. Ze waren opgegroeid met levendige herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog en als grote jonge leeftijdsgroep vormden ze de aanjagers van verandering.
In 2018 komt de economie in westerse landen uit een langdurige periode van stagnatie, ingeluid door de financiële crash van 2008. In sommige landen is die stagnatie nog steeds niet voorbij. Al langer is sprake van stagnerende inkomens: de verwachting dat de volgende generatie het beter zal hebben dan de huidige is geen zekerheid meer. Ook al is de materiële welvaart veel groter dan vijftig jaar geleden, er heerst onvrede over de toegenomen ongelijkheid tussen een kleine kosmopolitische bovenlaag en de rest van de bevolking. Jongeren onder de eenentwintig vormen nog slechts tien procent van de bevolking, minder dan het aantal vijfenzestigplussers. Behoud, angst voor verlies en nostalgie bepalen het maatschappijbeeld.
Ook de politieke thema’s zijn anders. In 1968 was sprake van een antiautoritaire bewegingen. De protestgolven gingen over bevrijding – grenzen verleggen – en werden gedragen door buitenparlementaire acties. In 2018 kanaliseren nieuwe politieke bewegingen de opgekropte maatschappelijke onvrede. De dominante onderwerpen zijn de drie i’s – immigratie, islam en identiteit. Bovendien zijn de middelen om de achterban te mobiliseren radicaal veranderd: geen stencilmachines om handmatig pamfletten te draaien of muurkranten die met behangerslijm aan de gevels van de universiteitsgebouwen worden geplakt, maar WiFi en hashtags op sociale media. De analoge maatschappij heeft plaats gemaakt voor de digitale samenleving. ‘Het medium is de boodschap’, de legendarische stelling van Marshall McLuhan in zijn boek Understanding Media uit 1964, heeft in 2018 niets aan actualiteit ingeboet.
Naast de dichotomie van links en rechts is de dichotomie van open en gesloten verhelderend om de verschillen tussen het culturele en politieke klimaat van 1968 en 2018 te duiden. Het is de tegenstelling tussen uitsluiting en verbinding. In het revolutiejaar was sprake van links, open en inclusief: het is The age of Aquarius (de musical Hair gaat in 1968 in première), internationale solidariteit, bevrijdings- en burgerrechtenbewegingen. Vijftig jaar later is het zwaartepunt van het discours verschoven naar rechts, gesloten en afbakening: grenzen dicht, protectionisme, eigen volk, anti-Europa en America first.
Daniel Cohn-Bendit, de leider van het Franse studentenprotest in 1968, zei vorig jaar in een interview: ‘De bevrijdende dynamiek van ’68 werd gevoed door hoop en tegenstellingen, en eindigde met een knal van het hoofd tegen de muren. Op dit moment is sprake van een omgekeerde beweging. Een conservatieve teruggang in antwoord op de jaren zestig… De evolutie van samenlevingen is als het getij: het wordt vloed en het wordt eb. We moeten ons inzetten om de schade te beperken, maar uiteindelijk kan niemand daar iets aan doen.’ (The New European, januari 2017)
Misschien is het tij weer aan het keren, of heeft het zich nooit echt teruggetrokken. Vrouwen vormen tegenwoordig de meerderheid van de studenten aan de universiteiten en in een scala van professionele beroepen hebben jonge vrouwen de overhand. Gay parades zijn allang niet meer voorbehouden aan de Amsterdamse grachten. Black Lives Matter in de Verenigde Staten en het Nederlandse Zwarte Pietendebat zijn meer dan een marginale oprisping van culturele identiteitspolitiek, ze zijn schatplichtig aan de zwarte burgerrechtenbewegingen van Martin Luther King en de Black Power beweging van Stokeley Carmichael uit de jaren zestig. Evenzo is #metoo meer dan een afrekening met de uitwassen van de seksuele revolutie waarbij ongewenste seksuele intimiteiten gesanctioneerd zouden zijn omdat alles nu eenmaal was toegestaan. Het is veeleer een vervolg op de feministische bewegingen van vijftig jaar geleden, met nieuwe doelen en andere middelen.
In navolging van Catherine Deneuve en de soixante-huitards die de seksuele vrijheid voor vrouwen en mannen eind jaren zestig hebben bevochten, kunnen nieuwe generaties zich hierover uitspreken. Dan maken ze duidelijk dat de geest van bevrijding en autonomie uit het revolutiejaar 1968 springlevend is en niets aan actualiteit heeft ingeboet.
Gepubliceerd in De Groene Amsterdammer, 19 april 2018