ING op de bank van de psychiater
ING was in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw ontstaan uit fusies van de Nederlandsche Middenstandsbank, de Postbank en verzekeraar Nationale-Nederlanden. Daarna groeide het bedrijf verder door expansie en overnames, onder meer van de Belgische bank Banque Bruxelles Lambert en Aziatische verzekeraars. In de beginjaren van deze eeuw behoorde ING tot de twintig grootste financiële instellingen ter wereld. De balans – het totaal aan bezittingen en vorderingen – was tweeënhalf keer zo groot als het bruto binnenlandse product van thuisbasis Nederland. De raad van bestuur van de oranje leeuw huisde in een futuristisch maar onpraktisch hoofdkantoor aan de Amsterdamse ringweg A10, bijgenaamd ‘de Schoen’. Een medewerker had daar eens een strook papier van 50 meter lengte opgehangen om alle 1800 dochterbedrijven van het conglomeraat weer te geven.
ING voelde zich te groot voor Nederland. Als politici lastig bleven doen over bonussen, dreigde bestuursvoorzitter Tilmant, zou ING het hoofdkwartier verhuizen naar Londen of Brussel. Het bedrijf sponsorde het Nederlandse voetbalelftal en het Renault-team in de Formule 1 races.
Op het gebied van internetsparen was ING een absolute pionier. In zekere zin was ING Direct de voortzetting in het internettijdperk van het aloude spaarbankboekje van de Rijkspostspaarbank. Een standaardproduct tegen lage kosten en een mooie rente voor de spaarders. Het werd een wereldsucces.
In de Verenigde Staten stond ING Direct USA onder leiding van Arkadi Kuhlmann, die zichzelf – vrij naar James Dean – omschreef als een ‘rebel with a cause’. Kuhlmann beschouwde zich een goeroe, de profeet van het internetbankieren. Hij cultiveerde het imago van een activist van de protestgeneratie uit de jaren zestig die zich afzette tegen de gevestigde bankcultuur. ING Direct USA was een marketing machine. In navolging van Starbucks werden ING Direct Coffee café’s geopend, waar het even makkelijk moest zijn een latte macchiato te bestellen als een online spaarrekening te openen.
De top van ING in Amsterdam liet Kuhlmann de vrije hand. Men adoreerde hem. Geen wonder, want in enkele jaren trok ING Direct USA 100 miljard dollar spaargeld aan. De ING-dochter was de grootste internetspaarbank van de Verenigde Staten en zeer winstgevend.
ING Direct USA koos niet voor de veiligste hypotheken, maar voor samengestelde pakketten die een hoger risico hadden en daarmee een hoger rendement boden: zogenoemde Alternative A-hypotheken. Met een portefeuille van bijna veertig miljard dollar was ING de één na grootste belegger ter wereld in deze Alt A-hypotheken. De Nederlandse toezichthouder, De Nederlandsche Bank, liet ING zijn gang gaan in de VS. DNB had de bank kunnen verplichten om het aantrekken van spaargeld minder aantrekkelijk te maken door de rente aan spaarders te verlagen. Dat gebeurde niet. Pas toen -rijkelijk laat – de Amerikaanse toezichthouder op de spaarbanken in mei 2008 verordonneerde dat ING Direct moest stoppen met de aankoop van hypotheekpakketten, zette ING er een rem op.
De Amerikaanse huizen- en hypotheekmarkten waren toen al anderhalf jaar bezig aan een daling. Er was een crisis op komst, maar ING zag de ernst daarvan niet aankomen.
In de zomer van 2008 verzekerden topman Tilmant en zijn financiële rechterhand Timmermans bij de presentatie van de kwartaalcijfers dat de inkomensverliezen op de Amerikaanse hypotheekportefeuille van ING Direct USA beperkt van omvang zouden zijn. Ongeveer 200 miljoen dollar, schatten ze, op basis van een analyse gemaakt door kredietbeoordelaar Standard & Poor. De kredietbeoordelaars maakten er een gewoonte van om een zo rooskleurig mogelijke voorstelling van zaken te geven. Ze werden betaald door hun opdrachtgevers.
Anderhalve maand voor het bankroet van de New Yorkse zakenbank Lehman Brothers (15 september 2008) had een jonge financiële nerd ING gewaarschuwd voor veel grotere verliezen. Tonko Gast, een Nederlandse vermogensbeheerder, was met een Amerikaanse collega aan een financieel avontuur begonnen in New York. Hun startup, Dynamic Credit, was gevestigd op de zolder van een gebouw aan Madison Avenue, telde vijfentwintig medewerkers en specialiseerde zich in de risicoanalyses van complexe hypotheekproducten van het type zoals ING Direct USA in portefeuille had.
Evenals een handvol andere eigenzinnige financiële analisten, beschreven in het boek (later verfilmd) The Big Short van Michael Lewis, was Gast ervan overtuigd dat de Bibelebontse berg aan complexe hypotheekpakketten en daarvan afgeleide producten onhoudbaar was. Hun analyses wezen uit dat er zich enorme waardeverliezen zouden voordoen als de hypotheekmarkten zouden instorten. Daarmee gingen ze lijnrecht in tegen de gangbare wijsheid van de financiële wereld en de macht van de grote zakenbanken van Wall Street.
Die zomer 2008 was Gast met vakantie in Nederland. Met zijn laptop onder de arm bezocht hij het hoofdkantoor van ING Direct in Hoofddorp, de accountant van ING Direct en De Nederlandsche Bank om zijn bezorgdheid over ING kenbaar te maken. Volgens de modellen van Dynamic Credit zou het verlies aan markwaarde van de hypotheken die ING in portefeuille had vier tot 7,5 miljard dollar bedragen. Ondanks zijn alarmerende analyses kreeg Gast geen poot aan de grond.
Elf jaar later, in een reactie op de site van de NOS naar aanleiding van de presentatie van mijn boek De Afrekening waarin de rol van Tonko Gast als klokkenluider uit de doeken wordt gedaan, erkende ING voor het eerst publiekelijk dat het verlies op de Amerikaanse hypotheekportefeuille bijna twintig keer hoger was geweest dan Tilmant en Timmermans in 2008 geruststellend voorspeld hadden: geen 200 miljoen, maar 3,9 miljard dollar.
Beter laat dan nooit, maar zo was het niet. Want ING en Gast hadden het over verschillende soorten verliezen. De klap van een gefaseerd inkomensverlies van 3,9 miljard was voor ING zonder staatssteun nog wel te overleven geweest, de klap van de waardedaling van de Alt A-hypotheekportefeuille, waarvoor Gast in de zomer van 2008 waarschuwde, was dat niet.
Na de val van Lehman Brothers stortten alle financiële markten in. Ook de markten waarop hypotheekproducten verhandeld werden. Als gevolg hiervan daalde de marktwaarde van de Alt A-portefeuille van ING tot 55 procent van de nominale waarde. Van 39 miljard naar 21,5 miljard dollar. Door een complex van internationale boekhoudkundige regels en keuzes waartoe ING zelf had besloten, moest dit waardeverlies, ook al was het tijdelijk, per direct worden afgeboekt van het eigen vermogen op de balans van ING. Dat werd hierdoor weggevaagd.
Een bedrijf dat geen eigen vermogen meer heeft, is bankroet.
Dat moest koste wat kost voorkomen worden en er volgden twee reddingsoperaties van de Nederlandse overheid. Met het eerste werd 10 miljard euro aan het eigen vermogen toegevoegd, met het tweede werd voor 22,5 miljard euro het grootste deel (80 procent) van de hypotheekportefeuille overgenomen, waarvoor de overheid 90 procent van de nominale waarde betaalde. Dat was ruim boven de marktwaarde van dat moment.Ondanks deze steun van in totaal 32,5 miljard was ING volgens minister van Financiën Wouter Bos en de president van De Nederlandsche Bank Nout Wellink ‘in de kern gezond’. De medewerkers van het Directoraat-Generaal Mededinging van de Europese Commissie, die de staatssteun aan Europese banken moesten beoordelen, dachten daar anders over. Zij verklaarden dat ING ‘seriously distressed’ – structureel ongezond – en technisch bankroet was.
ING heeft zich altijd verzet tegen het beeld dat het bedrijf door eigen toedoen reddeloos verloren was. De framing is een vorm van ontkenning: het lag aan de marktomstandigheden dat het bedrijf met de Amerikaanse Alt A-hypotheken in 2008 in het ravijn dreigde te storten. De marktwaarde was geen reële afspiegeling van de werkelijke waarde van de portefeuille. De feitelijke verliezen vielen immers mee – hoewel dat moeilijk valt vol te houden nu erkend is dat die 3,9 miljard dollar bedroegen – en ING heeft de overheidssteun plus een premie van 4,5 miljard euro aan de schatkist terugbetaald.
Maar er was meer aan de hand. Het ministerie van Financiën had zijn adviseur, zakenbank Rothschild, in 2008 onderzoek laten doen waaruit bleek dat ING in vergelijking met andere banken bereid was grotere risico’s te accepteren in verhouding tot het eigen vermogen. Het eigen vermogen was volgens extreem laag, ook volgens inschattingen van De Nederlandsche Bank. Bij verzekeringstak Nationale-Nederlanden speelde de woekerpolisaffaire. Er deden zich kostbare problemen voor bij Aziatische verzekeraars zoals ING Life Taiwan. In de zomer van 2008 besteedde ING nog 6,5 miljard euro aan de inkoop van eigen aandelen en dividend aan de aandeelhouders. Dat was twee derde van de kapitaalinjectie die de overheid drie maanden later verstrekte.
De kern was dat ING het verlies aan marktwaarde door eigen toedoen niet kon opvangen. De risico’s die ingebakken zaten in Alt-A hypotheken waren onderschat – overigens niet alleen door ING, ook door toezichthouder DNB. Ondertussen bleef de koers van het ING-aandeel onbarmhartig dalen, tot minder dan twee euro begin maart 2009. ING ontbeerde de financiële polsstok om over de sloot van de crisis heen te springen en het was onbekend hoe breed de sloot was. De trotse bank-verzekeraar was op de destructieve krachten van de financiële markten gestuit, als de Titanic op een ijsberg, en niemand kon voorspellen hoe snel het schip ten onder zou gaan.
De overheid, die geen rekening hoeft te houden met beurskoersen of nerveuze beleggers die aandelen dumpen, was de redder in de nood. De Nederlandse staat nam het marktrisico op zich om ING drijvende te houden, voor zo lang als het nodig zou zijn.
Bijna elf jaar na de goedkeuring van de herstructureringsmaatregelen die ING op last van de Europese Commissie moest nemen, resteert de framing van ING dat het bedrijf geen blaam trof voor zijn eigen bijna-ondergang, maar slachtoffer was van de crisis. Cognitieve dissonantie is een psychologische term voor de spanning die ontstaat tussen feiten of opvattingen die strijdig zijn met een eigen overtuiging of mening. De oranje leeuw van ING moet toch eens te rade gaan bij een psychiater.
Dit artikel verscheen in De Groene Amsterdammer van 26 september 2019.