Parijs mei 1968

Studentenrevolte, stakingen, De Gaulle en het begin van de Europese monetaire samenwerking

De opstand van de studenten en de massale stakingen, die worden afgekocht met enorme loonsverhogingen, brengen de regering van president De Gaulle aan het wankelen en zetten eind 1968 de koers van de Franse franc onder druk.
​Een devaluatie van de Franse munt lijkt onvermijdelijk. Maar ‘Le general dit “non”.’

​Parijs, mei 1968. Studenten werpen barricades op in het Quartier Latin en bezetten de universiteitsgebouwen van de Sorbonne. In het Théatre de l’Odéon voeren activisten van linksradicale politieke stromingen verhitte discussies over de revolutie. Onder leiding van de Confédération Générale du Travail, de machtige communistische vakbond CGT, gaan arbeiders voor onbepaalde tijd in staking voor hogere lonen en tegen het kapitalisme. Het tienjarige bewind van president Charles de Gaulle wankelt.

Amsterdam, mei 1968. Een aangekondigd bezoek van de Parijse studentenleider Daniel Cohn-Bendit aan Amsterdam zorgt voor politieke paniek. Minister van Justitie Carel Polak (VVD) wil de studentenleider bij de grens de toegang tot Nederland weigeren, maar minister-president Piet de Jong (KVP) vindt dat nergens voor nodig. Laat Cohn-Bendit maar komen, een inreisverbod zou slechts tot onrust leiden. ‘Verend meebewegen’, noemt De Jong dat. De in die jaren populaire marxistische socioloog Herbert Marcuse zou dat ‘repressieve tolerantie’ hebben genoemd. In de Tweede Kamer verdedigt Polak het kabinetsbesluit om Dany le Rouge in Amsterdam te laten spreken met de naderhand beroemd geworden uitspraak: ‘Democratie is geen staatsvorm voor bange mensen.’

Nederland heeft in 1968 de nodige ervaring met oproer van de jeugd. In 1964 begon ‘antirookmagiër’ Robert Jasper Grootveld met happenings bij het beeldje van Het Lieverdje op het Spui in Amsterdam. In 1965 werd Provo opgericht en in 1966 gooiden provo’s zeven rookbommen naar de Gouden Koets tijdens de rijtoer van de Dam naar de Westerkerk bij het huwelijk van prinses Beatrix en Claus von Amsberg. Het was wereldnieuws.
Een jaar later werden in het Vondelpark love ins gehouden, naar analogie van de summer of love in San Francisco, en bezetten de eerste Damslapers het Nationale Monument op de Dam. Hasj en wiet zijn vrijelijk beschikbaar en Amsterdam wordt uitgeroepen tot ‘magies sentrum’ van de wereld.Het jaar 1968 begint rustig in Frankrijk. President De Gaulle stelt in zijn nieuwjaarstoespraak voor de Franse televisie vast dat West-Duitsland politieke problemen heeft, België verwikkeld is in de taalkwestie en dat Groot-Brittannië in een economische crisis verkeert. Frankrijk kan tevreden zijn, zegt de president, het land is een toonbeeld van orde in een wereld vol verwarring. ‘Frankrijk verveelt zich’, schrijft de commentator van dagblad Le Monde sarcastisch in maart 1968: terwijl studenten in andere landen actie voeren, worstelen de studenten in Parijs met de vraag of meisjesstudenten bij de jongens op de kamers mogen komen.
Twee maanden later staat het land in vuur en vlam. Protesten op de campus van Nanterre, een grauwe voorstad van Parijs, tegen het verbod voor mannelijke studenten om de woonruimte van vrouwelijke studenten te bezoeken, lopen uit de hand. Non aux ghettos sexuelles. Het verzet verbreedt zich naar protesten tegen het hogeronderwijsbeleid van de regering, tegen het bewind van president De Gaulle, tegen de Amerikaanse oorlog in Vietnam.

Kortzichtig optreden van de universitaire bestuurders doet de rest. Enkele honderden studenten protesteren tegen de sluiting van de campus van Nanterre. Een week later trekken honderdduizend jongeren door de straten van Parijs. Ze tooien zich met de geuzennaam les enragés, de ‘razenden’. Ze zwaaien met rode (communistische) en zwarte (anarchistische) vlaggen, zingen de Internationale en bezetten de Sorbonne. De oproerpolitie, de CRS, treedt meedogenloos op en zet waterkanonnen in. ‘CRS-SS’, scanderen de studenten. Ze werpen barricades op, slopen het straatmeubilair en steken auto’s in de fik. Het Quartier Latin verandert in een slagveld.

In Frankrijk is de geschiedenis nooit ver weg. De taferelen die zich in mei 1968 afspelen in de straten van Parijs roepen herinneringen op aan de revoluties van 1789, 1830, 1848 en 1871. Die kostten koningen de kop en brachten regeringen ten val.

De Franse communistische partij heeft zich tot dan toe neerbuigend over de studenten (‘zoontjes van papa die later de arbeiders gaan uitbuiten’) uitgelaten, maar kan niet langer afzijdig blijven. Voor één keer besluiten de communisten samen met de studenten te demonstreren. Het wordt de grootste demonstratie in de Franse geschiedenis.
Onder leiding van de communistische vakbond CGT leggen de arbeiders de economie van Frankrijk plat. De studenten verklaren zich solidair met de stakers. De utopie van de studentenrevolte en de klassenstrijd van de communisten overrompelen het land. De eenheid van intellectuelen en het proletariaat lijkt het begin van de revolutie. Maar het zijn twee verschillende bewegingen, de eenheid is van korte duur. De studenten willen een andere samenleving, de vakbonden eisen loonsverhogingen.

Anarchie regeert op straat, fabrieken zijn bezet, de bevoorrading van winkels en benzinestations droogt op, het filmfestival van Cannes wordt afgeblazen en het is de vraag of de Tour de France nog wel gereden kan worden. De regering is radeloos. En dan verdwijnt president De Gaulle. In het diepste geheim brengt hij een bezoek aan de commandant van het Franse bezettingsleger in West-Duitsland, parachutistengeneraal Jacques Massu. Nadat De Gaulle zich van de steun van het leger heeft verzekerd, hervindt hij zijn zelfvertrouwen. In een radiotoespraakje van nog geen vier minuten – de televisiestations zijn in staking – kondigt de president aan dat hij niet zal aftreden. De burgerij gaat massaal de straat op om hem te steunen. Ze toeteren ta-tá tatatá, De Gaulle Avec Nous, zwaaien met de tricolore en zingen La Marseillaise op de Champs Élysées.

De Sovjet-Unie wil niet dat de regering De Gaulle ten val komt en geeft de Franse communistische partij opdracht de acties te beëindigen. De CGT blaast de stakingen af. De vakbonden hebben spectaculaire loonsverhogingen afgedwongen en de arbeiders hervatten het werk. Winkels en benzinestations worden weer bevoorraad en in het pinksterweekeinde trekt heel Frankrijk erop uit. Weg van de chaos in de steden, het opgehoopte vuilnis en de bezette universiteitsgebouwen. Dat pinksterweekeinde vallen er zeventig doden in het verkeer. De Parijse meirevolutie telt één dode: Gilles Tautin, een scholier die in de Seine valt en niet kan zwemmen.

Bij vervroegde verkiezingen voor de Assamblée Nationale winnen de gaullisten, ten koste van de communisten. De Gaulle blijf aan de macht. Maar helemaal vertrouwen doen de Franse burgers het niet: massaal brengen ze hun geld in veiligheid bij banken in Zwitserland. Met bakken stromen de deviezen uit de kluizen van de Banque de France. De koers van de Franse franc komt – in het toenmalige wisselkoersstelsel van Bretton Woods – onder druk te staan. In november komen de ministers van Financiën van de belangrijkste industrielanden in Bonn bijeen om over de franc-crisis te spreken. Frankrijk gaat akkoord met een devaluatie van de franc met 11 procent. Maar als de Franse minister van Financiën dit enkele dagen moet formaliseren, zegt hij tot verbijstering van zijn collega-ministers: ‘Le général a dit non.’ De devaluatie gaat niet door (na het aftreden van president De Gaulle wordt de Franse franc in de zomer van 1969 alsnog met 11 procent gedevalueerd).
Deze valutacrisis, aangewakkerd door de mei-revolutie, is de eerste schermutseling in de verhouding tussen de Franse franc en de D-mark en vormt het begin op de lange weg naar monetaire samenwerking in Europa. Eenendertig jaar na de weigering van De Gaulle om met een devaluatie in te stemmen zijn de franc en de D-Mark onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld in de euro.

Niet alleen in Parijs leven de rebelse studenten van de generatie ’68 in een andere wereld – een eigen bubbel. In economisch en demografisch opzicht hebben ze de geschiedenis aan hun kant. Omstreeks een derde van de bevolking in West-Europa en de Verenigde Staten bestaat uit jongeren onder tweeëntwintig jaar. De Verenigde Staten beleven een ononderbroken periode van economische bloei na de Tweede wereldoorlog (de ‘goldilock years’) en na de sobere jaren van wederopbouw groeien de West-Europese economieën in de jaren zestig uitbundig. Er is sprake van volledige werkgelegenheid, om arbeidstekorten te voorkomen worden de eerste ‘gastarbeiders’ binnengehaald. De reële inkomens stijgen met zo’n zeventig procent, de consumptiemaatschappij doet haar intrede. In steeds meer huishoudens verschijnen wasmachines, televisies en een autootje voor de deur. Midden jaren zestig bereikt het aantal industriearbeiders een historisch hoogtepunt – de neergang van de traditionele industrieën zet korte tijd later in. In Nederland bieden de bijstandswet (1963) en AOW (1966) bestaanszekerheid, andere landen introduceren soortgelijke sociale wetgeving.

Vijftig jaar later leggen jongeren demografisch een veel kleiner gewicht in de schaal: er zijn tegenwoordig meer vijfenzestigplussers dan tweeëntwintigminners. Veel meer jongeren volgen hoger onderwijs dan in 1968, maar na hun studies zijn de arbeidskansen vaak lastig. Flexwerk, tijdelijke aanstellingen, zzp-contracten bieden weinig zekerheden. De materiële welvaart is toegenomen, toch is sprake van onvrede die zich richt op de grotere ongelijkheid, excessieve beloningen aan de top en de groeiende vermogensongelijkheid.
De gevestigde orde wordt in 1968 overrompeld door jongerenprotesten die zich als een golf over de wereld verspreiden. Er heerst optimisme, vrolijkheid, vrijheid. Alles is mogelijk, de toekomst zal beter zijn, het is een kwestie van de straat op gaan met kleurige vlaggen en de samenleving zal veranderen. De energie spettert er van af.

Waar is dat revolutionaire élan van 1968 gebleven? De scherpste maatschappelijke discussies worden niet langer bepaald door de politieke dominantie van progressief links, maar door nationalistisch rechts. In 1968 gaan de jongerenprotesten over grenzen verleggen en solidariteit. Bevrijding en engagement op alle mogelijke terreinen – persoonlijk en politiek – zijn sleutelwoorden. Vijftig jaar later zijn de maatschappelijke thema’s verschoven naar uitsluiting, afbakening en behoud van verworven rechten. Het is niet alleen een tegenstelling tussen politiek links en rechts, meer nog tussen een open en gesloten maatschappijvisie.

De revolutie van ’68 is er nooit gekomen. Terugblikkend kunnen de babyboomers slechts vaststellen dat ze geluk hebben gehad en dat 1968 een ongelooflijke ervaring is geweest.

 

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, 4 mei 2018